Na het Journaal
26 juli, 2015
Na het Journaal. Op stap met de hond, langs een Drentse vaart. Het is plákkerig buiten, loom, afmattend. Windstil, zoals zo vaak 's avonds.
Wat een verschil met eerder deze dag. Voor een afspraak in Utrecht, met een op hoge toeren draaiende terrashoreca, ondervond ik de volle retoriek van een grootstad in het hoogseizoen. Slalommen tussen versnaperend en snackend volk, met onder mijn arm een boek, blocnote en map die tezamen mijn gevoelstemperatuur opjagen. Het juk van de plastictasjes-weigeraar.
Na de afspraak weer op hoge benen terug naar het station, voor de retourtrein, maar niet voordat ik een vrij obligaat bezoekje breng aan de zeer nabije Domkerk, want aan zo’n monumentaal bouwwerk loop je nu eenmaal niet voorbij. Tenzij je daar wóónt, natuurlijk.
In de kerk – kathedraal zo u wilt - word ik vooral getroffen door twee beeldengroepen waarvan de gezichten zijn weggeslagen, letterlijk. We schrijven 1580, het jaar van de Beeldenstorm. Ik heb een "historische sensatie" zoals dr. Henk van Os dat noemt, één van de voormalige directeuren van het Rijksmuseum Amsterdam. Een moment van direct contact met het verleden. Nooit stond ik dichter bij de protestantse geweldplegers van toen, die de kerken wilden zuiveren van katholieke beelden en versieringen. In gedachten zie en hoor ik de frenesie, gestold in de sporen van die kolkende tijd.
Terug in Drenthe - de tegenstellingen kunnen nauwelijks groter zijn - waad ik door hoog gras en wilde planten. Geen spoor van reuring of dynamiek. Of het moest de moerasspirea zijn, aan de waterkant, die toch wat wind vangt. Dat is toch Moerasspirea? Ik moet ieder seizoen weer even oefenen, want mijn plantenkennis lijkt soms gebouwd op drijfzand. Kijk, sommige berm- en waterplanten vergeet je nooit, zoals gele lis, witte en rode klaver, smalle en brede weegbree, herderstasje, perzikkruid, gewone raket, boerenwormkruid, bijvoet, guldenroede, en nog zo wat. Als het honden waren, zou je ze bastaarden noemen - straatrassen.
Lastiger wordt het als je kattestaart en moerasandoorn niet naast elkaar ziet. En dat hoog opschietende spul in de berm - is dat nou waterscheerling of echte karwei? Zo loop ik recapitulerend door bos en wei en leef ik op wanneer ik me weer een plant herinner, waar ik eerst niet óp kon komen. Het zijn aardige tochtjes in een minzame sfeer, goed voor lijf en leden. Wat wil een mens nog meer, vandaag de dag?