Lentekolder

24 maart, 2009


Tis lente. Geen jaargetijde waar mensen zo lyrisch over kunnen lispelen als over de lente. Op 1 maart beginnen de weermannen en –vrouwen er al mee, want die houden de meteorologische lente aan, en niet de astronomische. Alsof er manna uit de hemel nederdaalt verkondigen ze dat het Seizoen der seizoenen weer is begonnen. Nu wordt alles beter. Weg met die grijze dagen, het leven is heerlijk - schiet toch op! In deze periode blijft het weer meestal zwaar achter bij de hooggespannen verwachtingen. Het waait en regent dat het een aard heeft, en dat strookt niet met dat blije gevoel dat ons wordt opgedrongen. En als ze er dan Gorter nog bij halen, krijg ik echt de pest in. Een nieuwe lente…. Ja dat weten we nou wel. Hoeveel keer komen we de strofe dezer dagen tegen, in tijdschriften en kranten? Clichéschrijvers, dat zijn het…

Lente, het mocht wat. Ik voel me verwant aan Uil, die in het Bambi-verhaal ruw wordt gewekt uit zijn winterslaap door de lentekriebels van zijn medebosbewoners. Lentekolder, noemt hij het boos, alvorens zich in zijn verenkleed terug te trekken. 

Nou ja, er is niet aan te ontkomen - lente. Eindelijk? Och, de winter zat me nog niet in de weg. Als het maar een rustige, herfstige overgang wordt, liever dan zo’n plotselinge uitbarsting van zonnigheid, hoog oplopende temperaturen. Een explosie van licht en kleur die uit het niets lijkt te komen - het nieuwe seizoen, dat plotseling  als een Muur voor je staat - nee, laat mij maar rustig wennen aan het nieuwe jaargetijde. Zoals onlangs, op een mooie, melancholieke avond, bij een statige zonsondergang.

Ik liep met mijn vrouw de hond uit te wandelen, langs een voormalig landbouwgebied dat een natuurbeschermer heeft omgeturnd tot wilde natuur. Boomwallen vangen er de leegte in percelen. De lange dag vond daar zo prachtig zijn eind (!), dat mij een gevoel overviel, van er ongelooflijk thuis te zijn. Staan bleef ik, stokstijf stil…en ik voelde alle gewicht van een doorregelde dag langs mijn benen glijden. Door mijn schoenen heen, het weerbarstige asfalt in. Niets deed er meer toe. Geef me een stoel, dacht ik, en ik ga zitten. Zitten om voorlopig niet meer op te staan. Mijn vrouw liep verder, onwetend van dit al. Later kwamen we weer samen...