Vogelgeluiden (1)
26 maart, 2015
De tjiftjaf roept weer. Zo rond eind maart is dat jaarlijks een moment dat mij verheugt. Ik houd van de simpele en herleidbare roep van dit vogeltje. Het is een toegankelijk geluidje, dat het beginnende natuurvorsers mogelijk maakt om zich een heel klein beetje vogelkenner te voelen.
Blij makend is ook de zang van de veldleeuwerik. Deze in vogelkringen “jubelzang” genoemde exuberantie dwingt bijna tot opgewektheid. Een stemming die ook de wielewaal oproept, maar dan anders. Dit beestje brengt een markant exotisch geluid voort, en óógt gek geel. Niet bepaald een schutkleur. Nee, dan de winterkoning, die vogel met dat opstaande staartje. Vorig jaar had ik er één in de tuin, van mei tot september – dat was een feest. Ook alweer zo’n blije, qua zang hoogst productieve vogel. Naar de reden van zijn opgewektheid kan ik slechts raden. Misschien dat hij het verdriet overschreeuwt waaronder hij dagelijks lijdt, om de naam die de heer Linnaeus in 1758 aan zijn soort gaf: Troglodytes troglodytes...
Ik draag vogels een warm hart toe. De app. Tjilp heeft daar het nodige aan bijgedragen. Dat is een digitaal programmaatje dat je in je mobiele telefoon zet. In die .app zijn vogels uit ons daaglijks leven opgeslagen, met hun hele hebben en houwen, in alle toonaarden en registers. Tjilp-gebruikers kunnen op ieder moment van de dag verschillende geluiden van tientallen vogels oproepen. Al hun verbale uitingen vind je er in terug: zang, hun alarmroep, stemmingswisselingen, boosheid, dronkenschap, paringsdrang, pure pret - een bont spektakel. Tjilp: een geneugt van de vooruitgang.
Een van de eerste vogels die ik in Tjilp opzocht, was de nachtegaal. Maar deze veelgeprezen zanger, de Luscinia megarhynchos, stelde fors teleur. Logisch wanneer je door natuurbeschermers zo de hemel in wordt geprezen. Jac. P. Thijsse noemt hem de “Koning van de Europese zangvogels”. In zijn boek Het vogeljaar is Thijsse lyrisch over de zangkwaliteiten van het dier: “Hij kan hoger zingen dan een sijsje, lager dan een merel, sneller dan een goudhaantje, en tonen voortbrengen die langer dan twee seconden aanhouden, nu eens in het allerfijnste pianissimo, dan weer met een forto waar je van opschrikt. Hij kan uren achtereen onafgebroken zingen, maar dan bestaat zijn lied uit een aantal duidelijk te onderscheiden tirades van korter of langer duur”, zegt Thijsse, die overigens over zo’n beetje alles lyrisch schreef...
Wordt vervolgd