Prikkels
25 juni, 2013
Het leven is mooi. OK, niet altijd en zeker niet voor iedereen, maar over het algemeen mag ík niet mopperen. Er zijn weliswaar momenten van beperking en restrictie, maar tot nu bewandelde ik een behoorlijk begaanbare weg. Knock on wood.
Natuurlijk, ook ik heb mijn momenten van wanhoop. Dit land is rijk gestoffeerd met personen en instanties die dingen doen waar je je enorm over kunt opwinden. Ik doe dat graag en beleef er soms een hoop plezier aan. Een voorbeeld: enkele jaren geleden kreeg competitiegericht Nederland het verzoek om het”‘mooiste natuurgebied van het land” te kiezen, via een website. De Wet van de Relativiteit, die ik zelf op een dinsdagmorgen heb uitgedacht, terwijl ik in bad zat, wordt hier met voeten getreden. Want: wat is “mooi”? Een gebied kan op bepaalde plaatsen betoverend zijn, en op andere plekken ernstig teleurstellen. Maar dat is persoonlijk, en heeft te maken met smaak. En daarover valt een hoop te twisten. Geef mij één reden waarom ik het nabije Dwingelderveld zou aanwijzen als Mooiste gebied van Nederland? Omdat ik er vaak kom, en er veel mooie momenten beleef? Ga toch fietsen!
Ander voorbeeld: dezer dagen wordt ons gevraagd het Leukste dorp van Drenthe te kiezen. Dat is niet mijn woonplaats Ruinerwold, - dat bij mij wel hoog scoort in de verkiezing Saaiste dorp van Drenthe - maar Dwingeloo. Hoe dan ook ontstaat bij dit soort verkiezingen een verkeerd beeld. Want hele hordes zullen stemmen op het dorp dat zij bewonen, omdat zij menen dat aan hun dorp verplicht te zijn. Volgens dezelfde logica moet ik van mijn moeder houden, omdat ze mijn moeder is…
Ik zie in gedachten enkele van mijn lezers hoofdschudden. Moet dit nu allemaal zo tegendraads, zo dwarsliggerig, zo recalcitrant? Ja lezer, ik dacht het wel. Weet u, ik ben niet zo van al die leuke, lieve, gezellige meegaandheid. Ik roei graag tegen de stroom in, houd van botsinkjes, omdat daar vonken uit ontstaan die de motor op een heel ander toerental laten draaien. Zo ontstaat iets nieuws, misschien wel iets heel moois. Daarom voel ik me thuis in een geroerd landschap, boven plat weiland. Geef mij de prikkeling van de Speerdistel, en de Jeneverbes in al haar grilligheid, en vergeet het Madeliefje en de Rozemarijn, en wat al niet teder en broos mag zijn…
Boterbloempjes in de zon, elfjes op de tong? – bah!