Klerebeesten (2)

19 december, 2013


Dit schrijf ik u terwijl een ronde, weeë, gelige lucht zich aan mij opdringt. Ik voel me alsof ik in een berg struif zit. Dat komt zo. Toen ik vandaag de deur van mijn in de tuin gesitueerde werkplek opende, sprong mijn kat verontwaardigd mauwend uit de stoel. Toen ik de avond tevoren in gedachten mijn honk verliet, volgde het beest me kennelijk niet naar buiten. Zo werd het opgesloten, voor een lange nacht, een ochtend en de helft van een middag. Met voorspelbare gevolgen. Een misselijkmakende lucht leidt me rechtstreeks naar de hoek waar een plas ligt. Een grote, gelige plas…

Ik ben een dierenvriend, maar mijn kat rekt de grenzen van die geaardheid stevig uit. Het beest heeft akelige gewoontes. Tergend mauwen is daar één van. De bewolking trekt er van samen. Het beest wil binnengelaten worden, of eten, nu! Dit aandringen is vaak zó ernstig dat ik om gezondheidsredenen toegeef. Als hij ’s ochtends vroeg binnenkomt na zijn nachtelijke omzwervingen, springt hij op de keukenplank waar hij zijn etensbak weet, eist mijn aandacht op, en draait met hoog opgestoken staart om de bakjes heen. In zijn ongeduld staat het beest danig in de weg. “Gaat dan opzíj, kurkentrekker!”, roep ik, with grilled teeth. Soms stijgt me de irritatie zo ver boven de krop dat ik de melk grimlachend over de kop van het beest giet, maar zelfs dan wijkt hij niet…

Mijn hónd kan er ook wat van. Kijk, dat het beest er niet van houdt om alléén te zijn - sois. Maar dat het allerlei rotstreken uithaalt, als een soort revanche op de aaidacht die de kat krijgt, bevalt me niet. Het beest is tomeloos jaloers. Gedóógt de kat, maar wel met pijn en moeite. Springt demonstratief van de bank af op het moment dat de kat er óp springt. En het gekke is - u kent dat wel - uit een soort van recalcitrantie gaat de kat uitgerekend bij de hond liggen, kroelend en draaiend, in de kennelijke hoop op warmte, vriendschap, genegenheid. Erger nog, bij bezoek dat in principe bij het dierhatende volksdeel mag worden gerekend, flikt het beest hetzelfde. Mijn kat is een patent middel om langdurige vriendschappen op de proef te stellen. Oprijdend tegen het been van de ongelukkige, zacht klauwend, kopjes gevend tegen de klippen op - het lijkt allemaal één groot opgezet Plan om de Mensheid te ergeren, dan wel is het een demonstratie van een oerdomheid die z’n weerga niet kent.

Wordt vervolgd