Klerebeesten (1)
21 november, 2013
November. Het is stil in de tuin, op het land, in de straten. Mist en vocht bepalen de smaak van het seizoen. Vijftig tinten grijs. Nog maar weinig vogels te horen. Wat vinkjes, roodborstjes – that’s it. Te zien is er te meer. Een buizerd op een rikkepoaltie, een ekster, wat gaaien, en een zilverreiger. Wat een prachtig dier is dat. Heel wat anders dan zijn geloofsgenoot, de blauwe reiger, die ik een goedgelukte personificatie van het mestoverschot vind. Daar zit er weer een, langs een sloot. Met opgetrokken schouders de wereld te haten. En als je naar de zin van meneer iets te dichtbij komt, gaat hij op de wieken, alsof ie jou niet lust.
Eenden hebben dat ook. Laatst nog, toen mijn hond en ik heel relaxed een wandelingetje maakten, het schemerde al wat, kwamen we kennelijk binnen de comfortzone van twee van die beesten, die dan ook verstoord en zonder enige vooraankondiging uit de nabije sloot opstegen, terwijl ze verontwaardigd kwaakten waar wij het lef vandaan haalden om hen te storen, mijn hond en ik in een soortgelijke stemming achterlatend. Klerebeesten. Als het aan hen lag zouden ze op iedere sloot het etiket Niet storen plakken, of Mon repos, misschien zelfs Krekwakwou, en waterrijk Nederland als onvervreemdbaar recht voor zichzelf claimen…
Afgelopen week mijn werkkamer leeggehaald. Een operatie die ik lang had uitgesteld. Mijn Camp David, zoals een vriend mijn werkvertrek noemt, staat in het land, op ruime afstand van mijn woning. Toen we daar kwamen wonen stond op die plek een kas - die veel tekenen van oververmoeidheid vertoonde - met een spanwijdte van ruim twintig meter. Met moeite het bouwwerk geamoveerd, met hulp van een kennis, die ik daarna nooit meer heb gezien. Samen met een buurman heb ik daar die werkkamer gebouwd. Een mooie, lichte werkplek, met uitzicht op de weilanden rondom mijn huis. Alleen – bouwkundig had het hier en daar wat beter gekund. Niet dat ik gevaar loop om met huid en haar weg te waaien of met vernikkelde ledematen dood te vriezen, maar de details, daar ontbrak het aan. Zo dachten we er even niet aan om het bouwwerk wel van grondisolatie maar niet van een betonnen vloer te voorzien. Dat is me behoorlijk opgebroken, want de natuur pakt wat zij krijgen kan. Ik ben de afgelopen tien jaar geplaagd door mieren, mollen en vooral muizen, die letterlijk de kop opstaken en mij door hun onzindelijk gedrag verdreven uit mijn paradijsje. Jarenlang ging ik gebukt onder de stank van hun urine, die zij zo vrijelijk lieten lopen, want die stomme beesten, zo bleek pas veel later, hebben niet eens een bláás…
Wordt vervolgd.