Telefoon
31 maart, 1993
Telefoon. Een dame meldt zich. Zij is in dienst van een bedrijf dat ‘bereikbaarheid’ verkoopt. Een kenmerkend begrip van deze tijd waarin jachten en jagen tot het basispakket van iedere onderneming behoren. Flauwekul. Er is een verschil tussen druk doen en veel doen. De vrouw probeert me onmiddellijk in haar web te strikken. Hoe ik ervoor gezorgd heb, begint ze op de toon van iemand die mijn solvabiliteit onderzoekt, dat ik altijd voor iedereen bereikbaar ben. Dit wordt moeilijk, voel ik. Ik vind het een misvatting dat ik mijn oor op ieder willekeurig tijdstip zou moeten lenen aan ‘bellers’ van uiteenlopende kwaliteit. De meesten hebben werkelijk iets te melden maar er zitten fröbelaars bij die ik direct met mijn zoontje van vijf doorverbind. Die handelt dat af.
De vrouw lacht venijnig om mijn opmerking dat ik niet alleen be-faxd ben maar ook over een telefoonbeantwoorder beschik. Ze zegt dat de meeste bellers geen ‘boodschap’ inspreken, iets dat ik nogal onverstandig van die mensen vind. En haar argument dat de meesten hun verbaal niet afsteken omdat ze telefoonbeantwoorders zo ‘onpersoonlijk’ vinden, berg ik op in het laatje ‘bazelen’.
Mijn antwoordapparaat vuurt onophoudelijk zeer luisterbare teksten af. Ik durf zelfs beweren dat het apparaat beter in het openbaar spreekt dan Elco Brinkman die om het andere woord ‘uh-uh’ zegt. Ik denk eerder dat het falen van bellers veroorzaakt wordt door de noodzaak ‘op commando’ te spreken. Ook het geduld om een tekst af te luisteren kunnen veel mensen niet meer opbrengen. Ik vind dat nogal slap.
De vrouw brandt ondanks mijn scherpe weerwoorden verbaal nu ook de grond plat waarop mijn telefoonbeantwoorder staat. Ze zet vraagtekens bij mijn deskundigheid om een onderneming te leiden. Heb ik me al eens afgevraagd hoeveel opdrachten ik misliep door ‘niet bereikbaar’ te zijn? Wat zou dat, omgezet in geld, wel hebben gekost? Ook hierop heb ik een repliek. Ik zit tot aan mijn wenkbrauwen in het werk - als er nog meer bij komt loop ik over. De zeer geringe hoeveelheid werk die ik heb gemist doordat een klusgever mijn antwoorder aan de lijn kreeg, heb ik niet gemist. Ik had het er toch niet bij kunnen doen.
De vrouw zucht maar versaagt niet. Ze blijft zeggen dat ik opdrachten niet aan me voorbij moet laten gaan en probeert het nog één keer door me op de geneugten van doorkies-telefoonservices te wijzen. Van die bedrijven die niet alleen je telefoonverkeer voor je regelen maar je ook te land, ter zee en in de lucht weten te ‘bereiken’. Ik gruw bij de gedachte. Om dezelfde reden loop ik met een wijde boog heen om alles dat qua vormgeving zelfs maar in de buurt van een draagbare telefoon komt. Zo'n geval dat je overal met je meesjouwt om tot in de uiterwaarden van het land bereikbaar te zijn. Stel: ik heb een interview in Leeuwarden, om maar eens een leuke noordelijke stad te noemen. Na afloop dwaal ik het centrum in om enige verkwikkende, buiten-Randstedelijke sfeer op te snuiven. Net als ik mijn tanden wil zetten in een bij de HEMA aangeschafte halve rookworst gaat de telefoon, die vooral portabel is op korte afstanden. In de verwarring zet ik de worst aan mijn oor en neem een hap uit de telefoon - een vergissing die een bezoek aan een KNO-arts méér dan rechtvaardigt. Ik zie het voor me. Helemaal in gedachten leg ik de hoorn neer, waarmee ik de vrouw effectief de mond snoer. Zo'n telefoon heeft ook vóórdelen…